Daar zit ik, met nachtelijk haar en de koude glans van mijn beeldscherm in mijn hersens. In de nacht is alles anders. De wereld is zo klein in de nacht, de randen van mijn bril bakenen haar af en alles daarbuiten is zwart. Niet bodemloos of angstig maar gewoon zwart. Als het zachte geruis van de koelkast. Als het lichte, doffe buikgevoel, dat me vertelt dat ik slapen moet. Vergeefs, want de kriebel in mijn hart dwingt mij tot schrijven.

Alles is anders in de nacht. Dat leerde ik al vroeg, als ik op de achterbank lag, net wakker. Zo ging het altijd, op dezelfde afslag, vanaf de Brienenoord richting Capelle. Bijna thuis. Waarschijnlijk waren het de remmen, het stilstaan en optrekken na de sussende snelweg die mij telkens precies daar uit mijn sluimering duwden. Eerst staarde ik een tijd naar de oranje lantarenlichten die in de lucht voorbij flitsten, gedachteloos, in die tijd zat het buikgevoel nog in mijn hoofd als ik wakker werd. Dan kwam ik langzaam omhoog zodat ik net ik over de rand van het raam naar buiten kon kijken en de stilte in me op kon nemen. Lege wegen en zachte bomen en de fluisterende meubelboulevard. Zielloos warm en zacht. In de nacht gaat de tijd sneller en langzamer tegelijk. Ik herken dat gevoel nu in de dromerige blik van kleine Ben als hij wakker wordt op de achterbank.

Tegenwoordig zit die dromerige blik in mijn buik en de fluisteren de meubelboulevards mij niet meer toe. Nu is het de nietigheid die ik ervaar wanneer ik in de nacht over de snelweg ruis en de duizenden zielen voel achter de duizenden oranje raampjes. Nu is het mijn vormeloze vest dat mij knuffelt wanneer ik in dit kille licht mijn eigen ziel probeer te storten en hoe groter de gevoelens lijken, hoe ongrijpbaarder de storm van ervaringen, hoe overdonderender de druk van alle ballen die ik jongleer, evenzoveel kleiner vertelt de nacht mij dat ik ben. De nacht omhult mij, opent mij, de barrières van de dag verdwijnen en de begrenzing van mijn huid omvat de wereld en alles en niets.

In de nacht gebeuren de belangrijke dingen. Niet overdag, wanneer wij waden in de waan van ons bewustzijn. In de nacht leren wij voor het eerst over de dood, in de nacht leren wij voor het eerst over het leven en over de liefde in al haar vormen, geilend en zweetplakkerig en etherisch en overweldigend onbegrensd. In de nacht leven de dromen die wij overdag proberen te leven.

‘s avonds verlang ik naar de nacht, na een lange dag vol menselijkheid lijkt de nacht een vriendelijke deken van gestilde gedachten, maar in de nacht is alles anders.