Gisteren was het weer zover, de jaarlijkse vrijmarkt ter ere van de verjaardag van -dit jaar voor het eerst- de koning. Omdat de koningsdag deze keer op een zaterdag viel en de gemeente Wageningen besloot de wekelijkse markt op het marktplein gewoon door te laten gaan, moesten veel vrijmarkt verkopers hun gebruikelijke plekje op het marktplein afstaan en hun toevlucht zoeken tot de winkelstraten.
De afgelopen twee jaar zaten wij ook tussen de verkopers, met ons kleedje vol speelgoed en kinderkleding. We gingen dan eerst tussen 8 en 10 even rustig rondlopen en zochten daarna een plekje aan het eind van de eindeloze rijen kleedjes. Uit het vaarwater van de massa, maar nog net dicht genoeg bij het gedruis om aardig te verkopen. Dit jaar echter, was ons gebruikelijke plekje al bezet. Toch maar een rondje lopen eerst, fotocamera in de aanslag.
Langzaam met de massa mee schuifelend langs de bergen rommel drong het tot me door dat de benaming rommelmarkt inderdaad erg treffend is. Wat een troep lag er overal opgestapeld. Bergen prehistorische laptops en telefoons, invalide barbiepoppen en eenogige knuffeldieren, de gebruikelijke kraam met van de vrachtwagen gevallen radiografisch bestuurbare helikoptertjes en om de drie meter een jongetje of meisje aan een tafeltje met ruim aanbod van kleffe koekjes en koude thee.
Natuurlijk is het een feestdag en kan ik genieten van de sfeer, maar tegelijkertijd voelde ik de bizarheid van al die bergen rommel. Waarom verzamelen wij met elkaar zoveel rommel? Al die bijzondere spullen die we eerder klaarblijkelijk zo hard nodig hadden, maar die een jaar later, of een dag later, al niets meer waard waren. Rommel. Op de koningsmarkt te verwisselen van eigenaar.
Gisteren liep ik daar, en ik voelde -zoals iedereen om me heen- de drang om iets te kopen weer opkomen. Niet omdat ik het nodig had, ik zou niet weten wat ik moest kopen, maar gewoon omdat de koopgeest op markten zoals dit bezit neemt van alle aanwezigen. Objecten die om die reden gekocht worden zijn al heel snel weinig meer waard. Er was namelijk stiekem geen echte reden om het te kopen, alleen een zinsbegoocheling, een hersenspinsel.
Een groot deel van ons aankoop of verzamelgedrag is gebaseerd op dat soort hersenspinsels. Een vaag idee dat we het begeerde object echt nodig hebben. Het bewijs dat dat eigenlijk niet zo was, is de vrijmarkt. Maar in plaats van ervan te leren, gebruiken we dat bewijs om onszelf nog meer te stimuleren tot impuls aankopen van waardeloze troep.
Ik heb niets gekocht maar toch een hoop -voor mij waardevols- mee naar huis genomen gisteren. Volgend jaar weer! Hoezee!